Is alleen “Er bestaat geen god buiten Allah” toereikend zonder “Muhammed is de boodschapper van Allah” te zeggen en of kan men hiermee het paradijs binnentreden?
Deze vraag vereist eigenlijk een langer antwoord. Echter, hier zullen wij niet meer dan daaromtrent het volgende zeggen:
De beide delen van de shehadet kan men niet van elkaar scheiden. Zij getuigen van elkaar, zij vullen elkaar aan. Zij kunnen niet zonder elkaar. Aangezien de profeet (saw) Khatemul-Enbiya en de erfgenaam ervan is, is hij zeer zeker ook het hoofd van alle wegen welke tot Allah leiden. Buiten zijn verheven weg kan er geen andere weg naar waarheid en naar verlossing bestaan. Alle geleerden en muhakkikin die zich in marifetullah verdiept hebben, zeggen zoals Sa’di-i Shirazi het volgende:
“O Sa’di, het is onmogelijk om jezelf van het hellevuur te behoeden, tenzij je de weg van Mustafa (de uitverkorene) volgt!”
Bovendien hebben zij ook gezegd:
“Alle wegen zijn gesloten, behalve de hoge Muhammedaanse weg.”
Niettemin gebeurt het soms dat mensen de weg van Muhammed (saw) bewandelen, zonder te beseffen dat het de weg van Muhammed is en zonder te beseffen dat zij zich op deze weg bevinden. Evenzo gebeurt het soms dat zij de profeet niet kennen, maar toch een gedeelte van deze weg bewandelen. En bovendien geschiedt het soms dat zij de weg van Muhammed bewandelen zonder eraan te denken, terwijl zij zich in een toestand van extase bevinden, als kluizenaar leven of als bedoeïen rondtrekken. Alleen لاَ اِلٰهَ اِلاَّ اللهُ volstaat dan voor hen.
Echter, naast dit feit behoort men te weten dat er een groot verschil bestaat tussen het weigeren en het ontkennen. Dit soort kluizenaars of degenen die niets gehoord of geweten hebben van de ware religie, kennen de profeet niet of denken niet aan hem opdat zij zijn profeetschap zouden kunnen accepteren. Op dit punt blijven zij onwetend. En wat hun kennis over Allah betreft, weten zij alleen لاَ اِلٰهَ اِلاَّ اللهُ. Op die wijze kunnen zij tot degenen behoren die het paradijs binnentreden.
Indien men daarentegen van de profeet heeft gehoord en zijn boodschap heeft vernomen en hem desondanks niet accepteert, dan kent hij eveneens Allah de Rechtvaardige niet. Voor hem vormt dan de woorden لاَ اِلٰهَ اِلاَّ اللهُ niet de reden voor zijn redding, zijn verlossing. Zijn situatie is immers niet het onwetend weigeren, waarbij hij verontschuldigd zou zijn, maar van het ontkennen, welke loochening inhoudt.
Degene die Muhammed (saw), die met al zijn wonderen en werken de trots van het wereldruim en de eer van het mensengeslacht is, loochent, kan op geen enkele wijze ergens anders hidayet ondervinden en zal eveneens Allah niet erkennen.[1]
Footnotes
- ^ Risale-i Nur, De Brieven, p. 524-525